Naast het laatst beschreven huis staat in de richting der Oude Dieze dit huis, dat in het begin der 16e eeuw toebehoorde aan Mechteld, eerst weduwe van Gijsbert Toelincx, daarna huisvrouw van Rembold Vilt van Os; na haren dood verkocht haar zoon mr. Frans Toelincx, die de overige aandeelen in dit huis gekocht had van zijne broeders Petrus en Gerard, hetzelve 22 September 1519 (Reg. no. 116 f. 306) aan Hugeman Tengnagel Jacobszn, van wien het erfde diens dochter Adriana; van haar erfde de helft daarvan Cornelis de Raet, woonachtig te Tuyl, (zoon van Jacob, den zoon van Roelof en Maria Tengnagel, de zuster van Adriana voornoemd), welke die helft in October 1591 verkocht aan Willem van Meyelsfoirt Artszn; deze kocht in hetzelfde jaar (Reg. n°. 246 f. 486) de wederhelft van dit huis van a. Martinus Hausz Janszn als man van Maria, dochter van Gijsbert van Werdenborch en Adriana, de dochter van Roelof de Raet en Maria Tengnagel voornoemd en b. van Roelof, zoon van Mathijs Jacobszn, als voogd over Adriana, onmondige dochter van Goeswijn, den zoon van genoemden Mathijs en Johanna,
| 418 |
de dochter van Gijsbert van Werdenborch en Adriana voorzegd. Van genoemden Willem van Meyelsfoirt erfde de helft van dit huis diens zoon Jan van Meyelsfoirt; den 17 Februari 1622 (Reg. n°. 358 f. 182) verkocht deze die helft en mr. Herman Follinus, doctor in de medicijnen te Keulen, als man van Johanna, de zuster van Jan van Meyelsfoirt voornoemd, de wederhelft aan mr. Guiliam van Rienshoven, apotheker, zoon van Jaspar, den zoon van Jan Mathijszn van Rienshoven; diens weduwe Theodora Wijnants deed 5 Mei 1638 (Reg. n°. 381 f. 255 vso) afstand van den tocht van de helft van dat huis, alsmede van eenen tuin en ledig erf, met eenen uitgang in de Lange Putstraat, gelegen zijdelings achter het erf van het hiervoren beschreven hoekhuis, ten behoeve van de drie onmondige kinderen, die zij van haren genoemden man had, waarna hunne voogden, alsmede de voogden over Maria, onmondige dochter van genoemden mr. Guiliam van Rijnshoven en diens eerste vrouw Geertruid van Diepenbeeck Gijsberts dochter, en voorts Gijsbert van Rijnshoven en mr. Johan van Rijnshoven, doctor in de medicijnen, zonen van laatstgenoemde echtelieden, dat huis verkochten aan den meermalen reeds genoemden timmerman Dirck van Erp Dirckszn; van dezen erfde dit huis zijne dochter Eerken, huisvrouw van den schoenmaker Jan Willemszn van Dachverlies 1), die het als moeder-voogdes over hunne onmondige kinderen met hare moeder Catharina, dochter van mr. Jacob van der Plancken, 16 Februari 1664 (Reg. n°. 444 f. 169) verkocht aan Jan Joris, woonachtig te den Bosch en echtgenoot van Anna Marsel. Diens erfgenamen Gerritje Creheym, woonachtig te Leiden, c.s., verkochten het 25 Januari 1676 (Reg. n°. 494 f. 136 vso) weder aan Peter Huybertszn Megam. Zijne weduwe Geertruid Vlieck transporteerde het in 1709 (Reg. n°. 521 f. 311) op hunne kinderen en kleinkinderen, waarop dezen het verkochten aan Abraham Hubert Senior, schepen van den Bosch;
| 419 |